40 De zon, de stad en het plezier: Zahnfleisch met Zomer In De Stad Amsterdam in de zomer is een heerlijke plek om te zijn. In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, is het grootste deel van de stad veel leger en stiller dan de rest van het jaar. Veel inwoners zijn op vakantie en de toeristen die ervoor in de plaats komen, begeven zich in slechts een klein stukje van het centrum. In de jaren dat ik in Amsterdam woon, heb ik een paar zomers daar doorgebracht. In die jaren ging ik niet, of in een andere periode, op vakantie. In mijn studietijd had ik vrij van pakweg eind juni tot begin september. Wanneer ik in juni op vakantie ging, had ik een rustige juli- en augustusmaand voor de boeg. Toen ik werkte, ging ik regelmatig in de herfst of de winter weg, bijvoorbeeld naar Uzbekistan, Cuba, Rusland, Turkije en Griekenland en dan was ik de zomer lekker thuis in eigen stad. Wat ik dan graag deed - en nog steeds doe - is vanuit huis wandelend op stap. Ik nam steevast een rugzakje mee met daarin een flesje water, een pak boterhammetjes en, natuurlijk, een leesboek, voor als ik ergens onderweg een stopje zou maken en zin had om te lezen. In de zomer pakte ik ook vaak een zwembroek en handboek in. Misschien kwam ik wel langs het Brediusbad, Flevoparkbad of een ander openluchtzwembad waarin ik een duik kon nemen ter verkoeling. In de jaren tachtig en negentig, maar ook nog in het begin van dit millennium, was het niet mogelijk om in open water te zwemmen: teveel pies en kak. Je was aangewezen op een zwembad. De meest aantrekkelijke wandeling was er eentje die me door de buitenste buitenwijken de stad uitvoerde, het land in. Bijvoorbeeld dwars door Nieuw-West naar de Osdorper binnenpolder of zelfs Halfweg, via Zuid-oost naar Het Gein, . of door Noord naar Ransdorp of Holysloot. Het was lang licht, dus ik had de tijd. En dan, ergens in die buitengebieden, een biertje vatten in een vaag café en erna 's avonds vanaf de dichtsbijzijnde halte met de bus of de trein terug naar de stad. Daar aangekomen lokten de lichtjes van de restaurants, cafés, dancings, terrassen en concertpodia. Niets fijner dan na een lange dag lopen een gepeperde makreel te eten bij de Bojo in de Leidsedwarsstraat en erna een biertje te halen in café De Spuyt verderop in dezelfde straat, erna een lekkere whiskey bij de buren van de L&M-bar en tenslotte door naar een concert in Paradiso of de Melkweg, allebei terzijde van het Leidseplein gelegen, dus om de hoek. Toen ik in 1993 in de Kerkstraat, tussen de Leidsestraat en de Spiegelstraat, kwam te wonen, werd zo'n avondlijke afronding van een wandeldag nog veel gemakkelijker: ik zat op loopafstand van alles wat leuk en aantrekkelijk was. Het liedje Zomer In De Stad van Zahnfleisch gaat over zulke dagen. Ik heb niet in de jaren geschreven, maar erna, toen ik nét in de Piet Mondriaanstraat woonde, naast de A10, in wat toen één van de slechtste buurten van Amsterdam heette te zijn - het viel trouwens erg mee, mensen doen vaak onnodig hysterisch over zaken waar ze geen verstand van hebben. Ik denk dat het geen toeval is, dat ik juist dáár over zomers in Amsterdam daar heb geschreven. Behalve verhuisd van het centrum naar de buitenwijk, was ik ook net vader van Stef geworden en dat bracht aan huis gebonden leven met zich mee. De kans was groter dat ik in een liedje de zomer in de stad kon beleven dan in het echt. Ik heb het nummer, net als de hele plaat waarop het staat, grotendeels thuis aan de Piet Mondriaan opgenomen. Natuurlijk was Louis de aangewezen kandidaat om het te zingen. Hij zal iets van zichzelf in de tekst herkend hebben, of op zijn minst het gevoel gedeeld hebben, dat ik in de tekst probeer over te brengen. We zijn ook heel vaak samen op pad geweest voor een zomerse uitstap. Ik ben erg tevreden over de opbouw van het liedje. Simpel en doeltreffend, zonder onnodige opsmuk. Ik heb geëxpirimenteerd met toetsen op de computer zelf, dus niet op het keyboard. De hele partij is niet gespeeld, maar geprogrammeerd. Dat kon, doordat ik alles met een metronoom (clicktrack) heb opgenomen, waardoor ik elke onregelmatigheid uitsloot. Met de solo aan het einde verraste ik mezelf. In die tijd luisterde ik eindeloos naar de platen 1972 en Nashville van Josh Rouse en dat heeft zijn uitwerking op de gitaarpartij niet gemist. Martijn Rutte, 17 augustus 2024