42. Zij kwam uit Deurne en veroverde zijn hart. Zahnfleisch met Mooi Geweest




Anne kwam uit Deurne, diep in de binnenlanden van Brabant.Ze studeerde kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam in hetzelfde jaar als mijn broer Reinout. Via hem heb ik haar leren kennen.

Ze was aardig, maar grillig, en kon onverwachts vals uithalen. Ze was een vat vol problemen. Haar moeder was depressief en had zelfmoord gepleegd toen ze een jong meisje was. Anne was bang dat haar eenzelfde lot beschoren zou zijn.



Op zeker moment bedachten Reinout en ik dat Anne en Jos wel eens goed bij elkaar zouden passen. We regelden het zo dat Anne samen met Reinout meekwam naar concerten van Pale Maggot. Op de avond van het optreden in het voorprogramma van The Blue Guitars was het raak: Anne kwam backstage kijken en Jos legde haar lachend op het biljart, wat ze tegenstribbelend maar schaterlachend toeliet. Er werd gezoend, de rest van de band vertrok de zaal in.

Sinds die avond waren ze een setje. Voor twee extroverte, onrustige types waren ze nogal huiselijk en dat was het meest ontroerende aan hun samen zijn. Ze konden dolgelukkig naast elkaar op Jos' bank zitten, genoeglijk spinnend met een kopje koffie en een koekje. Hij met een Samson-shaggie, zij met een Marlboro-filtersigaret. Anne kookte graag en goed en verwende Jos en hun gasten met heerlijke maaltijden. Ze draaiden muziek. Hij pop, zij vaak klassiek.

Maar de relatie kwam al snel in onrustig vaarwater. Anne kon Jos het bloed onder de nagels vandaan halen. Ze verweet hem dan dat hij tot niets kwam en overdag maar wat op de bank lag te slapen. Dat zijn grootse visioenen over wat hij zou gaan ondernemen niets meer waren dan waanideeën en dat hij het zou toegeven als hij eerlijk was. Zij is één van de weinigen geweest, die Jos witheet kon krijgen. Meteen na zo'n woedeuitbarsting wilde hij het goedmaken, want hij kon niet tegen ruzie. Zij liet hem voelen, dat dat ze laf vond.

Jos pestte Anne met haar onzekerheid over hoe ze eruit zag - ze vond dat ze rare borsten had , dikke billen en een te rond hoofd. En wanneer hij écht boos was, noemde hij haar een dichtgetimmerde, depressieve trut. "Net als je moeder." Dat vond ze nog het ergste.



Het bleef hemel en hel gedurende de twee jaar die volgden. Toen gingen ze uit elkaar. Dat was een opluchting, maar ook verdrietig, vonden ze allebei. Anne zocht een nieuwe vriendenkring van Roxy-partygangers en pillendraaiers, Jos ging met een nieuw clubje vrienden achter de vrouwtjes aan in het uitgaansleven. Ik zag hem een paar jaar weinig. Anne hield de werelden van de Roxy en haar studievrienden strikt gescheiden. Pas jaren later, na haar dood, zouden die elkaar één keer ontmoeten en dat werd geen succes.



Anne en Reinout bleven goed bevriend. Zo bleef ik haar regelmatig tegenkomen. Ze bewoonde inmiddels een bovenwoning aan de Van Lennepkade in de Amsterdamse Kinkerbuurt. Reinout heeft van haar een tijdje de voorkamer gehuurd, voor hij naar Hillegom verhuisde. Samen met Louis hielp ik spullen vervoeren. We hadden een busje opgehaald bij onze vaste autoverhuurbedrijf, Amcar (voor verre bandoptredens met veel spullen) achter het Roelof Hartplein, en scheurden met het ding door de zondagse stad naar Anne. Die keek vanuit de raamopening toe hoe Louis de grote bus met volle vaart, in één snelle, vloeiende beweging tussen twee kleine autootjes inparkeerde. Ze klapte. Van dat soort dingen was ze onder de indruk. Ze kwam nadien herhaaldelijk terug op deze kleine, zondagse gebeurtenis.

Nog weer jaren later ging 's avonds laat de bel van mijn woning aan de Kerkstraat. Het was Jos, die schaterlachend binnenkwam. "Wat erg! Dít moet ik je vertellen! Ik was langs bij Anne en ik had een condoom in de zak van mijn broek gestopt, want je weet maar nooit. Zit ik bij haar in een stoel te praten, mijn kans af te wachten - want vergis je niet, hè, het is nog steeds een lekker wijf - valt dat condoom uit mijn zak, op de vloer. Ze zag het meteen. Ja, toen waren al mijn kansen verkeken natuurlijk. Genant. Zo'n vieze, geile kerel die maar met één bedoeling zijn ex komt bezoeken. En ervoor maar mooie praatjes verkopen en interesse tonen." "Wat zei ze? Ze heeft je zeker heel hard, honend uitgelachen?" "Nee, dat niet. Ze moest een beetje lachen en ze heeft duidelijk gemaakt, dat ze dat niet van me wilde, maar wel vriendschap. Het was eigenlijk een heel leuk bezoek, we hebben nog uren zitten praten. Nou ja, misschien was de spanning er voor mij daarna ook af en kon ik normaal doen."

Van Anne hoorden we steeds minder. Ze scheen veel uit te gaan, hoorde Jos van wederzijdse kennissen.



Op een dag belde mijn broer mij: Anne was gevonden in haar keuken. Ze had er zelf een einde aan gemaakt. Ik was diep geschokt. Jos was nog veel meer van de kaart. Een goede vriendin van Anne, Saskia, organiseerde een herdenkingsbijeenkomst in café Walem aan de Keizergracht. Anne had daar gewerkt en sprak er vaak af met mensen. Ik heb lang getwijfeld of ik erheen zou gaan, omdat ook haar partyvrienden kwamen. Aangezien de meeste Roxygangers niet mijn soort waren, had ik er weinig trek in.

Toch ben ik gegaan, met Jos. Er vormden zich in de uitspanning twee groepen: studiegenoten en partyvrienden met slechts geringe overloop. Ik hield aan de bijeenkomst een wrange nasmaak over. Wat treurig, dat ze zich de laatste jaren van haar leven in de hoek geschilderd had met deze egocentrische sukkels. Misschien projecteerde ik op deze lieden ten onrechte mijn eigen woede en verdriet. Ik ben snel vertrokken en fietste een blokje om, zodat ik mijn eigen herinneringen aan Anne rustig de revue kon laten passeren.



Nadat Jos zijn rijbewijs had gehaald, zijn hij, Louis en ik een dagje gaan toeren in het zuiden des lands. Als hoofddoel hadden we de Duitse oorlogsbegraafplaats in Ysselsteyn. Van daar reden we door naar Deurne. Dit uit zijn voegen gegroeide, maar evengoed tamelijk afgeplakte plaatsje hebben we doorkruist met de auto. "Hier kwam ze dus vandaan. Haar vader was hier huisarts. Geen wonder dat ze er een eind aan gemaakt heeft, moet je nou kijken. Daar waar de inteelt hoogtij viert en de gemeente lelijk bouwen beloont", flapte Jos eruit, onderwijl draaiend aan de knoppen van de autoradio, zodat hij bijna de achterbak van de weggebruiker voor hem inreed.



Afsluitend hebben we gegeten in een restaurant in het aan de Rijn gelegen bedevaartsplaatsje Xanten, net over de grens met Duitsland. Zittend in de avondzon op de binnenplaats van het oude pand spraken we over Anne. Jos vertelde in detail over hun tijd samen. Ik dacht terug aan een vakantie die ik ooit met haar, Reinout en een paar van hun vrieden had gevierd aan de Noord-Franse kust. We hadden een genoeglijk weekje met elkaar doorgebracht, heel huiselijk. Anne had voor ons gekookt, wij hadden gezorgd voor de boodschappen. De vaat hadden we iedere avond gezellig met zijn allen gedaan. We hadden gelezen en muziek geluisterd, wandelingen gemaakt over de hoge kliffen achter het huis, kijkend naar de contouren van de Engelse kust aan de overkant van Het Kanaal.

Samen met Jos heb ik een liedje voor en over Anne geschreven, Mooi Geweest, dat we onder de vlag van Zahnfleisch hebben opgenomen. Ze had een afscheidsbrief achtergelaten. Jos, die contact had met haar zusters, heeft hem gelezen en erover verteld. Flarden komen terug in de tekst.

Martijn Rutte, 31 augustus 2024